Gezocht: diëtist

In mijn vorige column schreef ik over de wenselijkheid je te omringen met experts op het gebied van oncologie, fysiologie en diëtiek. In deze column leg ik uit waarom het raadzaam kan zijn een diëtist in te schakelen.

David kreeg de diagnose zaadbalkanker toen hij trainde voor een Ultra Trail. Dat hij later ook nog chemotherapie nodig had, was een flinke domper. Maar hij herstelde opzienbarend snel van de behandeling en liep kort daarna de 150km Ultra Trail Monte Rosa (UTMR). Hoe hij dat aanpakte deelt hij elke maand in een column.
“Ik ben geen arts en mijn ‘herstelexperiment’ betreft een empirisch bewijs. Je zal mij ook niet horen zeggen dat je altijd op je oude niveau zal kunnen terugkomen; mijn geluk was dat ik een goed behandelbare vorm van kanker had en in een relatief vroeg stadium ontdektwerd. Dat is niet iedereen gegeven. Maar dat ik heb laten zien dat je heel veel sneller kan herstellen dan de huidige norm van ~1 jaar voor mijn type chemotherapie, dat zegt toch wel wat.”
Wilde plannen
De oncologisch specialist vond mijn plannen te wild. Wetenschappelijk is er nog te weinig bewijs ten aanzien van vasten en chemo. Ik moest op gewicht blijven, mijzelf niet willen verzwakken. Beide argumenten zijn waar. Maar juist omdat ik op gewicht wilde blijven én mijn plan wilde uitvoeren had ik een expert nodig op het raakvlak van diëtiek én oncologie. Het punt hier is dat je op spiergewicht moet blijven om sterk te zijn, extra vetreserves maken je in dit proces niet sterker. Spiermassa maak je met eiwitten en gezonde vetten en daarbij een goede leefstijl. Daarom wilde ik een diëtist voor uitgekiende voedingsadviezen en daarnaast een inspanningsfysioloog voor coaching op training en herstel.
Autofagie
De waslijst aan – ook mogelijk permanente – bijwerkingen van chemo hadden mij behoorlijk doen schrikken. Om de nevenschade van de chemo te beperken besloot ik, voorafgaand aan elke van de vier chemobehandelingen, vier dagen te gaan vasten. Niets eten activeert namelijk een overlevingsmechanisme in je lijf op celniveau dat autofagie genoemd wordt. De theorie daarachter is simplistisch uitgelegd dat, als je stopt met eten, je gezonde cellen stoppen met groeien en zich in plaats daarvan gaan versterken, waardoor ze beter bestand zijn tegen toxiciteit en straling.
Snel delende kankercellen hebben een uitdaging als er geen bouwstoffen meer van buitenaf komen. Juist omdat ze snel groeien en delen zijn ze weliswaar agressief, maar minder sterk dan gezonde cellen en daardoor gevoeliger voor chemo en bestraling.
Het effect van autofagie is bewezen op gistcellen. Daar zijn twee Nobelprijzen voor uitgereikt. Het effect is aangetoond op bijvoorbeeld muizen en ratten. Maar het wetenschappelijk bewijs bij mensen staat nog in de kinderschoenen. De Italiaanse arts Valter Lungo is in dit domein actief. Hij heeft veelbelovende resultaten geboekt bij de behandeling van vrouwen met borstkanker. Het LUMC heeft in 2020 geëxperimenteerd met een specifiek dieet én vasten bij chemotherapie tegen borstkanker. De resultaten waren bemoedigend, maar tweederde van de deelnemers hield het vasten niet vol.
Grenzen bewaken
Voor mij was dit voldoende aanleiding om te gaan vasten. Ik wilde mijn gezonde cellen beter beschermen tegen de toxiciteit, en zo nevenschade aan mijn lijf beperken elke keer dat mijn kanker een ‘pak slaag’ kreeg met chemo. Uitgangspunt hierbij is dat je je grenzen moet bewaken, zodat het slechtste resultaat kan zijn dat je het voor niets gedaan hebt: ’baat het niet, dan schaadt het niet’. Een diëtist helpt je hierbij, want iedereen is anders en daarvoor is maatwerkadvies nodig. Wat ik heb gedaan is dan ook niet voor iedereen de beste oplossing, maar bij mij paste het.
Gegeven dat experimenteren op patiënten niet zomaar mag, was het logisch dat de oncologisch specialist mij niet kon helpen. Borstkanker had ik niet en ik had zo mijn eigen ideeën over wat voor dieet zou passen, dus vervolgde ik mijn zoektocht voor een diëtist buiten het ziekenhuis. Uiteindelijk kwam ik via het Ketogeen Instituut Nederland uit bij een diëtist van de Landelijke Werkgroep Diëtisten Oncologie (LWDO)
Hier trof ik iemand waarmee ik kon sparren, waarmee ik mijn randvoorwaarden kon bewaken en mijn dieet bijsturen als dat nodig zou blijken. Ik wilde inzetten op het behoud van spiermassa, maar ook van een minimale vetmassa om mijn hormoonhuishouding niet te verstoren.
Het vasten ging mij verrassend soepel af. Waar ik vreesde honger te gaan lijden, kreeg ik op de tweede en derde dag juist heel veel energie. Het lukte mij zo om vier keer vier dagen te vasten zonder honger: drie dagen enkel water, thee, koffie (zonder suiker of melk!) en bouillon drinken, de vierde dag aangevuld met een maaltijd vezelrijke, caloriearme groenten zonder proteïnen en zonder vet (‘fasting mimicking’), waardoor je lijf in de autofagie-stand blijft.
Honger of dorst?
De eerste drie dagen zorgde ik ervoor dat ik voldoende mineralen binnenkreeg. Want wist je dat je honger krijgt van een gebrek aan mineralen? Van een olympische zwemcoach leerde ik dat hij zijn atleten na een zwemtraining altijd eerst liet drinken. Ze hadden namelijk ‘snacktrek’ omdat ze in het water mineralen hadden uitgezweet. Door de zwemmers mineraalwater te laten drinken voorkwam de coach dat ze na de training bij een hamburgertent langsgingen.
Ik ben deze theorie op mezelf gaan testen bij honger: had mijn lijf écht honger, of slechts behoefte aan mineralen? Ik dronk dan een kop thee en vaak verdween het hongergevoel voor een tot twee uur en soms langer. Bijzonder! Pas als met drinken het hongergevoel niet meer weggaat, weet ik dat het tijd is om iets te eten.
Oppepper
Om deze reden zorgde ik dat ik voldoende mineralen binnenkreeg tijdens de eerste drie dagen vasten: thee, koffie, bouillon en water. Eventueel met wat Himalayazout of Keltisch zeezout toegevoegd. Het hield de honger weg en pepte me op.
Trek had ik wel regelmatig, maar trek hebben is iets anders dan honger: het is geconditioneerd gedrag als gevolg van gewoonte: als je gewoon bent drie maaltijden per dag te eten dan heb je drie keer per dag trek. Ik train daarom bewust om onregelmatig te eten: gewoonlijk twee stevige maaltijden per dag, soms ook drie, of maar één. Vaak sla ik het ontbijt over, soms de lunch, soms ook het avondeten. De meeste routines maken je namelijk zwakker.
Maatwerk
Eind juni spraken mijn diëtist en ik bij een congres van de Landelijke Werkgroep Diëtisten Oncologie (LWDO) over het zogenaamde Warburg-effect en de toepasselijkheid van een keto-dieet voor kankerpatiënten, zoals ook ik heb gedaan. De meningen hierover waren verdeeld. Sommigen waren meer progressief, anderen voorzichtig in verband met het nog beperkte wetenschappelijk bewijs.
Voorzichtigheid is goed, iedereen is immers anders alsmede het type kanker en het stadium daarvan. Dat vraagt om maatwerk, maar patiënten verdienen het daarbij om goed en objectief voorgelicht te worden om hun eigen keuzes te kunnen maken. De diëtist dient daarbij ook de randvoorwaarden te bewaken in het belang van de gezondheid van de patiënt. Wil de cliënt te hard, dan moet de diëtist meer aan de rem hangen, waarbij ‘de client centraal’ het uitgangspunt blijft.