Het is vroeg in het voorjaar wanneer Hessel Breider op een maandagochtend, op zijn werk, vanuit het niets extreme pijn krijgt. Een uur later kan hij bijna niet meer op zijn benen staan. De volgende ochtend gaat hij naar zijn huisarts, die meteen een echo aanvraagt in het ziekenhuis. “Ik had gegoogeld naar oorzaken van die extreme pijn en had gelezen dat een gedraaide bal ook zo pijnlijk kan zijn. Ik wist zeker dat er echt iets mis was, dus ik was blij dat ik snel doorgestuurd werd.” Een uur na aankomst in het ziekenhuis krijgt Hessel de diagnose zaadbalkanker. Rauw op zijn dak.
De week die volgt is minstens zo heftig. Op woensdag laat Hessel in het UMCG zaad opvangen. Op donderdag wordt hij geopereerd in Leeuwaren, zijn woonplaats. Vrijdagochtend wordt daar meteen een CT-scan gemaakt, omdat de tumormarkers in zijn bloed verdubbeld zijn ten opzichte van dinsdag. En vrijdagmiddag ligt Hessel opnieuw in het UMCG, waar hij gelijk moet starten met chemo. Hij blijkt uitzaaiingen te hebben in zijn lymfeklieren.
Slecht afweersysteem
Die eerste dagen laat Hessel alle gebeurtenissen over zich heen komen. Hij gaat er maar in mee. Zijn ouders, zus en vriendin zijn minstens zo geschrokken en ondersteunen hem waar ze kunnen. Verspreid over twee maanden krijgt Hessel vier keer een BEP-kuur. “Omdat ik meteen na mijn operatie startte met chemo heb ik wel complicaties aan de wond gehad. Mijn afweersysteem werkte niet goed meer, dus ging het gebied ontsteken. Dat was heel vervelend. Maar van de eerste twee BEP-kuren heb ik geen last gehad. Ik dacht bijna: is dit het alleen maar? Toen kwamen de derde en vierde kuur en die waren niet prettig. Ik werd er heel moe van, had nergens zin in. Daarbij kreeg ik neuropathie in m’n handen en voeten. Gelukkig trok die pijn na de chemo weer weg.”
“Ik viel eigenlijk een beetje in een zwart gat, toen ik klaar was met de behandelingen. Iedereen om je heen is gewoon aan het werk en ik zat maar thuis”
Revalidatiehulp
Na die twee intensieve maanden kan Hessel alle gebeurtenissen laten bezinken. “Ik viel eigenlijk een beetje in een zwart gat, toen ik klaar was met de behandelingen. Iedereen om je heen is gewoon aan het werk en ik zat maar thuis. En dan ga je nadenken. Ik had best moeite met alles wat ik had meegemaakt. Ik heb heel veel geslapen, ik moest echt herstellen. Ook was ik een tijd vergeetachtiger, misschien door de vermoeidheid. Toen het weer lukte, ben ik op eigen initiatief begonnen met oncologische revalidatiehulp. Mijn nicht heeft borstkanker gehad en door haar was ik bekend met deze vorm van revalidatie. In het UMCG werd ik hier niet naar verwezen, het blijft nog vrij onbekend. Ik moest ook zelf vragen om een verwijzing. Deze revalidatie is een traject van twaalf weken voor mensen die oncologisch behandeld zijn. Het was een goede manier om met begeleiding verder aan te sterken en weer terug in het normale leven te komen. En ook om weer meer onder de mensen te zijn. Ik had gesprekken met een maatschappelijk werkster. En daarnaast sportte ik twee keer in de week met andere mensen die kanker hebben of hebben gehad. Ik zat in een team met vooral vrouwen die borstkanker hadden of daarvan herstellende waren. Dat was heel prettig. We begrepen elkaar goed en hadden andere gesprekken dan ik bijvoorbeeld met vrienden of collega’s had. Het sporten hielp goed om weer conditie op te bouwen. Daar knapte ik van op.”
Grote uitzaaiing
Na de laatste chemokuur krijgt Hessel een CT-scan. “Mijn grootste uitzaaiing was vijf centimeter groot. Na de kuren was hij nog drie centimeter. Vooraf hadden de artsen al gezegd dat als er nog kankerweefsel zat, dat operatief verwijderd zou worden. Maar omdat de uitzaaiing bij mij zo groot was en toch zo snel geslonken is, besloten ze nog niet te opereren. Over een halfjaar beoordelen ze dat weefsel opnieuw via een scan. Tot die tijd moet ik elke twee maanden langskomen voor bloedonderzoek om tumormarkers in de gaten te houden.”
Te snel te veel
Na het revalidatietraject pakt Hessel zijn gewone leven weer zo goed mogelijk op. “In het begin wilde ik een beetje te snel weer werken en leuke dingen doen, alles wat ik zo had gemist. Maar ik merkte al gauw dat dat niet kon, ik was echt nog te vermoeid. In het revalidatietraject heb ik een re-integratieplan gemaakt. Dat gaf houvast. Ik ben onderhoudsmonteur van staalbewerkingsmachines en ben veel onderweg. Ik begon met twee uurtjes in de ochtend werken. Mijn werkgever zei: ‘Zelfs als je al meer kan dan dat, houden we het bij twee uur. We doen rustig aan en bouwen heel langzaam op.’ Dat is goed gegaan, ik ben nu alweer een tijd volledig aan het werk.”
“Ik zou andere patiënten aanraden om waar het lukt contact te houden met anderen. Je hoeft het niet alleen te doen”
Ziekte van Raynaud
De behandelingen hebben voor Hessel nog wel een staartje gekregen. “Sinds kort heb ik de ziekte van Raynaud: ik krijg geregeld gele, stijve en gevoelloze handen omdat mijn bloedvaten te sterk samentrekken. Dat is zeker in mijn werk niet handig. Vooral bij temperatuurschommelingen reageer ik sterk. Het kan ook erger zijn omdat het nu winter is. Al heb ik het niet de hele dag door. Ik moet ermee leren leven…”
Contact met anderen
Hessel heeft soms nog WhatsApp-contact met twee jongens met wie hij tegelijk op de kamer lag in het ziekenhuis. “Vooral in het begin, toen ik net ziek was, vond ik het heel prettig om te horen wat hun ervaringen waren. Toen ik zo plotseling met chemo moest beginnen, zag ik gelijk een bepaald beeld voor me. Dat ik daar heel ziek van zou worden. Maar mijn kamergenoten konden me vrij goed geruststellen; het was hen meegevallen. Ik zou andere patiënten aanraden om ook waar het lukt contact te houden met anderen. Met lotgenoten maar ook gewoon met je vrienden, collega’s en familie. Ga op bezoek, zorg dat je er eventjes uit bent, om het zo maar te zeggen. Je hoeft het niet alleen te doen.”