Binnenkort hoort Rik hoe de vlag erbij hangt. Of de kanker helemaal verdwenen is of dat hij verder behandeld moet worden. Voor Stichting Zaadbalkanker kijkt hij terug op de afgelopen maanden, die heftig waren. Het verhaal van Rik begint in Azië tijdens zijn wereldreis, vlak voor de kerst van 2024…
“Wat ik daar voelde, leek op de napijn als je een trap in je ballen hebt gehad. Geen echte pijn, maar een ongemakkelijk gevoel. Ik heb begrepen dat andere patiënten datzelfde gevoel hebben ervaren. Dus dat vond ik gek, want dat had ik nooit eerder gehad. Verder voelde ik niks opvallends aan mijn ballen. Maar ik wist wel: dit klopt niet. Dus na de kerst ging ik naar de huisarts – inmiddels waren we weer in Nederland.”
Heel oncomfortabel
Van de huisarts krijgt Rik een antibioticakuur, vanwege een eerdere urineweginfectie. Maar het vreemde gevoel blijft. Er wordt een urinekweek gedaan, die negatief blijkt te zijn. Daarop gaat Rik naar het ziekenhuis voor een echo. Hij gaat alleen naar die afspraak, want “zo spannend is een echo nou ook weer niet.” Rik merkt dat de echoscopiste zich heel oncomfortabel voelt om hem te onderzoeken. “Ze zat met een handdoekje moeilijk te doen en wilde niks aanraken. Ze zei gelijk: ‘Het ziet er allemaal goed uit’. En daarna: ‘Ik krijg dat balletje er toch niet goed op’. Logisch, want door de ijskoude gel had mijn bal zich teruggetrokken. Dus ik hielp zelf maar mee om hem weer naar beneden te duwen. Toen zag ze na wat moeite een lichte zwelling en besloot ze om de radioloog erbij te vragen.” Dat paar extra ogen vindt Rik een geruststelling. De radioloog doet zijn werk snel en vakkundig en zegt gelijk: “Dat ziet er helemaal niet goed uit. U krijgt een spoedverwijzing naar urologie.”
Pittig bommetje
“Tien minuten later zat ik daar, en twee uur later werd ik gebeld: het is niet goed. De volgende ochtend moest ik me nuchter melden op de OK. Binnen 24 uur was mijn bal eruit.” Na dit nieuws moet Rik zijn vriendin en ouders vertellen wat er aan de hand is. “Ik maakte mij druk om mijn moeder die borstkanker heeft gehad en hoeveel zorgen zij zich om mij zou maken.” Inmiddels heeft hij zijn verhaal zo vaak verteld dat hij weet dat mensen allemaal anders reageren op het woord kanker. “Van heel relaxed tot ronduit geschokt en soms totaal onverschillig: ‘Oké, dank voor je bericht’. Ik vond het best pittig om al die telefoontjes te plegen, het is een ontzettend bommetje dat je bij je naasten en bekenden neergooit.”

“Het ging zo snel, ik moest mee in dat tempo”
Geen plan B
“In de tussentijd had ik ook snel gegoogeld op zaadbalkanker en wist ik dat het goed behandelbaar is. Met 95% overlevingskans. Ik zag vooral op tegen de operatie, tegen de narcose, die had ik niet eerder gehad. Maar de tijd ging zo snel, ik moest mee in dat tempo. Ik heb mezelf overgeleverd aan de medische zorg. Dat mijn bal eruit moest was ook een mededeling, geen vraag. Er was geen plan B. Ik ben nuchter en ging door in een praktische regelmodus. Ik hield me niet bezig met wat ik zelf voelde. Dat kwam later pas. Mijn vriendin en ik hebben er echt wel samen een traan om gelaten. Ik wilde ook geen scenario’s of behandelplannen horen, geen andere verhalen. Ik wilde alleen weten wat mijzelf op dat moment aanging. Op onbewaakte momenten gingen mijn gedachten wel naar het allerergste scenario.”
Meer informatie
Zijn vriendin en zus hebben wel behoefte aan meer informatie. “Mijn zusje en ik zijn heel hecht. Zij heeft gelijk alles gelezen wat er op deze aardkloot maar te vinden is over zaadbalkanker. Mijn vriendin heeft bijvoorbeeld de hele site van Stichting Zaadbalkanker uitgeplozen. Kleine beetjes info heeft mijn vriendin aan mij doorgegeven, waarvan ze dacht dat het fijn was om te weten.”
Goed nieuws?
Na de operatie krijgt Rik een CT-scan. En binnen vijf minuten na de scan krijgt Rik een telefoontje van de uroloog met goed nieuws: “Het ziet er allemaal hartstikke mooi uit. Over een week krijgt u de resultaten van het bloedonderzoek en het pathologisch onderzoek. Maar de CT-scan is helemaal schoon.” Een week later moet diezelfde uroloog door het stof. “Want de tumorwaardes in het bloed waren hartstikke hoog en uit het pathologisch onderzoek bleek ook dat het niet goed zat. Dus ik moest aan de chemo.”
“Zou ik binnen twee maanden doodgaan?”

‘Komt wel goed, schatje’
En dat kwam heel hard binnen. Riks lymfeklieren waren toch licht vergroot. Het was niet veel, maar de kanker was toch echt uitgezaaid. “En dat was heftig, want er volgde een heel onzekere periode. Ik werd doorverwezen naar het UMCU, een expertisecentrum. Daar zou ik binnen twee weken een intake krijgen en toen mocht ik gaan. En toen wist ik totaal niet waar ik stond. Wordt het een lichte chemo waarbij ik misschien niet eens mijn haar zou verliezen? Of moest ik rekening houden met het ergste? Ik ging van ‘Komt wel goed, schatje’ naar ‘Wie weet heb ik nog maar twee maanden te leven.’ Ik had echt geen idee wat ik moest denken.”
Eindelijk perspectief
Als Rik in het UMCU zit, is dat ook de eerste vraag die hij stelt. “Ik móést iets van perspectief hebben. En dat kreeg ik gelukkig: alleen uitzaaiingen in de lymfeklieren, dat is een goede prognose met 95% kans op overleving na vijf jaar. En by the way, je krijgt de BEP-chemokuur en zo gaan we dat doen.” Dat geeft Rik ontzettend veel rust. Er is een plan met goede vooruitzichten, daar kan hij wat mee.
“Mensen komen niet voor hun lol voor een scrotum-echo”
Allerminst leuk
Rik start met zijn kuren. Ze vallen niet mee. “De eerste ging nog wel, maar bij de tweede en derde kuur werd ik zó misselijk dat ik dagenlang nauwelijks kon eten of drinken. Ik moest mezelf dwingen om kleine hapjes kwark en wat slokjes water te nemen, want ik wilde niet opgenomen moeten worden. Mijn vriendin zei op een gegeven moment: ‘Je fluistert alleen nog maar’. Zelfs praten kostte te veel energie. Leuk was het allerminst.”
Zo vrolijk en zo blij!
Nu wacht Rik op de controle-CT-scan. “Ik denk dat ik er zo snel bij was als ik maar kon zijn.” Wat Rik vooral bijblijft, is de goede zorg. “Alles was top. Van de artsen tot de catering. Fatiha, een van de dames van de keuken, kwam altijd glimlachend langs met eten – ook al wist ze dat de helft ervan waarschijnlijk in de wc zou eindigen. Zij was zo vrolijk en zo blij dat je je bijna niet meer ellendig voelde op dat kleine moment. Mensen bedanken altijd de artsen en verpleegkundigen, maar al het andere personeel is minstens zo waardevol. Ik vond het best wel cool dat zoveel mensen zich samenpakken om dit ene poppetje uit de maatschappij weer op de rails te zetten. Ze hadden ook kunnen zeggen: ‘Jammer dan, deze schrijven we af. Daarom ben ik vooral heel dankbaar!”