Protonentherapie bij seminomen
Een gerichte manier van bestralen
Als patiënt met een seminoom kun je in aanmerking komen voor protonentherapie: een heel gerichte vorm van bestraling van kankercellen op kwetsbare plekken. Het geeft minder kans op bijwerkingen dan fotonentherapie. Je leest hier hoe deze therapie in zijn werk gaat en welke bijwerkingen je zou kunnen verwachten. Dit is een gedeelte uit het nieuwe hoofdstuk in het e-book Zaadbalkanker.
Nieuw hoofdstuk in e-book Zaadbalkanker
Dankzij de bijdragen van onze donateurs kunnen wij (nieuwe) patiënten steun bieden bij hun ziekte. Zo maken wij het e-book Zaadbalkanker, waarin alles staat over de diagnose, de behandelingen, de overlevingskansen en wat je op korte en lange termijn te wachten staat. Aan dit e-book hebben we nu een uitgebreid hoofdstuk over protonentherapie toegevoegd. Dus dank, donateurs, voor jullie waardevolle bijdrage! Donateurs kunnen het nieuwe hoofdstuk automatisch lezen in hun e-book.
Wil jij het vernieuwde e-book ook ontvangen en/of (andere) patiënten met zaadbalkanker helpen?
Protonentherapie (bestraling met protonen)
Bij protonentherapie gebruikt de arts een speciaal soort straling met protonen. Een proton is een heel klein natuurkundig deeltje. De straling komt uit een bestralingsapparaat. Protonentherapie is een manier om kankercellen heel gericht te bestralen. Daardoor is de kans op bijwerkingen kleiner. Protonentherapie is een vorm van uitwendige bestraling waarbij protonen worden gebruikt in plaats van fotonen (röntgenstraling). De straling maakt de kankercellen kapot. Sinds 2022 wordt deze behandeling gegeven in alle protonentherapiecentra in Nederland.
Wanneer is protonentherapie een behandeling bij zaadbalkanker?
Protonentherapie kan een geschikte behandeling zijn bij kanker die dicht bij kwetsbare organen zit. Wanneer je een vorm van zaadbalkanker (seminoom) hebt, gaat het om (preventieve) bestraling van de lymfekliergebieden in de buik en het bekken. Dus niet om bestraling van de bal zelf. Patiënten jonger dan 50 jaar die deze bestraling moeten ondergaan, komen altijd in aanmerking voor protonentherapie.
Wat doet protonentherapie?
De protonenstraling beschadigt het erfelijke materiaal van een cel, waardoor deze zich niet meer kan delen en uiteindelijk stukgaat. Kankercellen zijn gevoeliger voor straling dan cellen van de gezonde omliggende weefsels. Gezonde weefsels kunnen zich beter herstellen van de stralingsschade dan kankercellen.
Wat is het verschil met ‘gewone’ bestraling?
De meeste patiënten met kanker werden in Nederland bestraald met fotonen (röntgenstraling). Fotonen geven hun dosis af in het te bestralen gebied (doelgebied), maar doen dit ook aan omliggende gezonde weefsels. Protonen geven hun dosis nauwkeuriger af. Vergeleken met fotonen zorgen protonen voor een lagere stralingsdosis in omliggend gezond weefsel. De kankercellen zelf krijgen wel de voorgeschreven dosis. Omdat gezond weefsel minder straling krijgt, geeft protonentherapie minder bijwerkingen dan bestraling met fotonen. Binnen de Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie hebben de protonencentra richtlijnen ontwikkeld over welke patiënten in aanmerking komen voor behandeling met protonen. Er zijn algemene criteria of iemand bestraling moet krijgen of niet. Patiënten jonger dan 50 jaar krijgen standaard protonentherapie.
De behandeling met bestraling
Gesprek met de bestralingsarts
Voor de bestraling krijg je een gesprek met de bestralingsarts. Een ander woord voor bestralingsarts is radiotherapeut-oncoloog of radiotherapeut. De arts legt uit hoe de behandeling gaat, hoelang de behandeling duurt en wat daarvan de bijwerkingen kunnen zijn. Ook hoor je welke voorbereidingen er nodig zijn. Je kunt het gesprek opnemen, zodat je het thuis nog eens terug kunt luisteren. Meld dit van tevoren wel even aan je arts. Vaak is alle informatie over je behandeling ook terug te vinden in een patiëntportaal.
CT-scan voor de behandeling
Voordat de behandeling met bestraling begint, krijg je altijd een CT-scan (een scan die met röntgenstraling organen en weefsels in kaart brengt). Hiermee bepaalt de radiotherapeut-oncoloog nauwkeurig welk gebied bestraald moet worden. Met de informatie van de scan kan de arts een bestralingsplan maken. Daarom heet deze scan een plannings-CT. Bij de CT-scan worden stipjes of streepjes op je lichaam gezet met speciale inkt. Soms gebeurt dat met kleine tatoeagepuntjes. De stipjes vormen lijnen. Die lijnen zorgen ervoor dat je tijdens de bestralingen in precies dezelfde houding ligt als bij de plannings-CT. Daarom moeten deze lijnen op je lichaam blijven.
Bestralingsplan
Op de beelden van de CT-scan tekent de radiotherapeut-oncoloog nauwkeurig in waar de kankercellen zitten en waar misschien ook nog kanker kan zitten. Dit is het gebied waar de bestraling moet komen. Ook tekent de arts waar zo min mogelijk straling moet komen, bijvoorbeeld in gezond weefsel of in kwetsbare organen. Bij het intekenen gebruikt de arts ook vaak eerder gemaakte scans, zoals MRI-scans en PET-CT-scans, om het gebied zo nauwkeurig mogelijk te bepalen. Daarna berekenen de laboranten het bestralingsplan met behulp van computerprogramma’s. De radiotherapeut-oncoloog en de klinisch fysicus controleren of dit plan aan alle eisen voldoet.
Het bestralingsplan wordt daarna ingevoerd in het bestralingstoestel, zodat je iedere keer op dezelfde manier wordt bestraald.
De bestraling zelf
Je krijgt de behandeling in een speciale bestralingsruimte. Je gaat in de juiste houding op de behandeltafel liggen. De laboranten helpen je daarbij. Lig je goed en staat het bestralingsapparaat ingesteld, dan gaat het apparaat aan. Vaak draait het apparaat eerst een rondje. Dit gebeurt om te controleren of het juiste gebied precies goed bestraald wordt. Daarna krijg je de bestralingsbehandeling. Die duurt een paar minuten. Je bent dan alleen in de bestralingsruimte, maar de medewerker van de afdeling houdt via camera’s in de gaten of alles goed gaat. Het bestralingsapparaat stopt vanzelf als de behandeling klaar is. Van de bestraling zelf voel je niets.
Welk gebied wordt bestraald?
Je krijgt straling op het gebied waar kankercellen zitten of waar kankercellen makkelijk naartoe kunnen. De arts bestraalt dus:
• Uitzaaiingen in de lymfeklieren (als die er zijn).
• Gebieden rondom de lymfeklieren waar de kankercellen mogelijk naartoe kunnen.
Voor de zekerheid bestraalt de arts ook een kleine marge gezond weefsel rondom dit gebied.
Hoelang duurt bestraling?
Hoelang de behandeling duurt hangt af van de techniek van de bestraling. Het aantal bestralingen kan variëren van 10 tot 18 keer. Meestal duurt de behandeling tussen de 2 en 7 weken, met 4 of 5 bestralingssessies per week. Een behandelsessie duurt inclusief omkleden tussen de 15 en 30 minuten. Na de bestraling kun je naar huis. Goed om te weten: na deze bestraling blijft geen straling in je lichaam achter. Er komt ook geen straling in lichaamssappen zoals zweet, ontlasting, urine en sperma. Je kunt gewoon contact hebben met anderen.
Controles na de bestralingsbehandeling
Een aantal weken na de laatste bestraling heb je een controle-afspraak. De bestralingsarts controleert hoe het gaat, bespreekt of je nog last hebt van de bijwerkingen en of je andere klachten hebt door bestraling.
Controleschema
Aan het einde van de behandeling en/of bij de eerste controle bespreekt de arts hoe de verdere controles eruit zullen gaan zien. Misschien blijf je op controle komen bij de radiotherapeut-oncoloog. Of kom je op controle bij een medisch oncoloog. Dit hangt af van de soort behandeling en de afspraken die hier landelijk of in de ziekenhuisregio over zijn gemaakt.
Bijwerkingen van bestraling
Bestraling kan ook gezonde cellen in het weefsel rondom de kankercellen kapotmaken. Daardoor kun je last krijgen van bijwerkingen. Meestal zijn die bijwerkingen tijdelijk.
Bijwerkingen verschillen per persoon
Het is niet precies te voorspellen hoe je op de bestralingsbehandeling reageert. Sommige mensen hebben veel last van bijwerkingen, andere merken er juist weinig van.
Van welke bijwerkingen je last kunt krijgen, hangt af van:
• de plek die wordt bestraald
• hoeveel straling je per keer krijgt en de totale hoeveelheid straling
• de bestralingstechniek
• of je ook andere behandelingen krijgt, zoals chemotherapie
Hoe erg de bijwerkingen zijn, heeft niets te maken met het resultaat van de behandeling.
Bijwerkingen van bestraling
De bestralingsarts en/of laborant vertelt je welke bijwerkingen je kunt krijgen. Dat hangt af van het gebied dat bestraald wordt. Een algemene bijwerking van bestraling is vermoeidheid. Meestal ontstaat die na afloop van de behandeling. Lees meer over vermoeidheid door bestraling.
Voorbeelden van andere bijwerkingen zijn:
• misselijkheid, soms overgeven
• darmklachten (zelden)
• huidirritatie
• haaruitval (in het gebied dat wordt bestraald)
Als je last hebt van bijwerkingen, bespreek dit dan met je arts. Hij of zij kan je misschien medicijnen voorschrijven of je doorverwijzen voor advies.
Bestraling en vruchtbaarheid
Bestraling wordt altijd gericht op klieren in je buik. Het heeft dus geen invloed op je (gezonde) bal. Vragen over vruchtbaarheid kun je sowieso altijd met je behandelend arts bespreken!
Bron: E-book Zaadbalkanker, Stichting Zaadbalkanker
Meer lezen?
Eerder schreven we een artikel over protonentherapie bij HollandPTC, het protonentherapiecentrum in Delft. Dat kun je hier terugvinden.